"Eeuwige, tijdloze schoonheid wordt aangekondigd in het vergankelijke". Jünger en de insecten


"Eeuwige, tijdloze schoonheid wordt aangekondigd in het vergankelijke". Jünger en de insecten

door Michele (Blocco Studentesco)


Bron: https://www.bloccostudentesco.org/2024/03/21/bs-eterna-bellezza-senza-tempo-junger/

"Het observeren van het leven van de natuur, zowel in het kleine als in het grote, is een onvergelijkbaar schouwspel, een bezigheid die mij sereniteit geeft", zo verklaarde Ernst Jünger zijn toewijding aan de entomologie aan de Italiaanse journalisten Antonio Gnoli en Franco Volpi tijdens een reeks gesprekken uit 1995, die later verzameld en gepubliceerd werden onder de titel Die kommenden Titanen. Een interesse die veel meer is dan een curiositeit, maar die de Duitse auteur op één lijn beschouwt met die voor literatuur: "Gewoonlijk beschouwt iedereen mij als een schrijver en ziet men mijn entomologische interesses als een extravagantie. Voor mij zijn het echter twee even bevredigende passies die ik niet gescheiden houd".



Entomologie is een tak van de dierkunde die zich bezighoudt met de studie van insecten. Jünger voelde zich er al op jonge leeftijd toe aangetrokken, toen zijn vader hem en zijn broers de benodigde apparatuur gaf om insecten te vangen en te classificeren. Het was een passie die hem zijn hele leven zou vergezellen, van luie dagen op het platteland na het spijbelen van school, tot korte momenten van respijt tijdens de oorlog net buiten de loopgraven, tot lange reizen over de hele wereld, zowel in Azië als in het Middellandse Zeegebied.

De interesse van Jünger was niet alleen maar die van een amateur of het resultaat van improvisatie, maar kon gefundeerd worden op solide wetenschappelijke fundamenten en leverde hem verschillende voldoeningen op, waaronder het feit dat hij zijn eigen naam gaf aan twee nieuwe soorten die hij ontdekte: de Carabus saphyrinus juengeri en de Cicindela juengeri juengerorum.

Onder de vele soorten insecten wijdde Jünger zich vooral aan kevers en in het bijzonder aan de cicindela. Een voorliefde die hij in Subtile Jagden (1967) op deze manier rechtvaardigt en vergelijkt met de meer gebruikelijke voorliefde voor vlinders: "Kevers bieden zich niet zo sierlijk aan het oog aan. Ze zijn stoffelijker, harder en staan als juwelen van de aarde dichter bij vruchten dan bij bloemen, meer bij schelpen en kristallen dan bij vogels. Ze tonen hun schoonheid niet met een zwaai van hun vleugels. Het is daarom gemakkelijk te begrijpen waarom de liefhebbers ervan constanter zijn dan vlinderliefhebbers.

Juist in Subtile Jagden gaat de Duitse auteur meer in op deze thema's, roept hij zijn eigen persoonlijke herinneringen en ervaringen op en verweeft hij ze met diepere overpeinzingen. Het observeren van de natuur is voor Jünger meer dan een tijdverdrijf. Het is een viaticum om toegang te krijgen tot de diepste lagen van de werkelijkheid, waar het domein van de vorm is, waar het eeuwige verborgen ligt achter het zichtbare, waar voor korte momenten het zijn tevoorschijn komt: "Deze passies hangen niet af van de rang van de wezens, maar van de keuze van hun aanbidder en de plaats waar hij zich bevindt. Het is precies van hieruit dat hij in de zee van verschijnselen een glimp kan opvangen van een golf waarop het licht breekt, en het is dit kleine venster waardoor hij een blik kan werpen op de grootsheid van het universum".


 

Kommentare