“Technoprimitivisme”: soevereiniteit in de toekomst van de technologische beschaving


“Technoprimitivisme”: soevereiniteit in de toekomst van de technologische beschaving

Sergio Filacchioni 

Bron: https://www.ilprimatonazionale.it/approfondimenti/tecnoprimitivismo-la-sovranita-nel-futuro-della-civilta-tecnologica-285705/

Rome, 27 maart – We hervatten de reflectie over de betekenis van bezetting, terwijl we kleine erfgenaamse en subversieve teksten blijven ontdekken: “Technoprimitivisme” (Polemos uitgeverij) presenteert zich als een hybride werk tussen theoretisch essay, politiek manifest en esthetische reflectie over de toekomst van de technologische beschaving. De auteur – een “militant aan het begin van het nieuwe millennium” – onderzoekt met een benadering die weerklank vindt in de gedachten van auteurs uit de “ketterse-subversieve rechterzijde” en de filosofische avant-garde van de 20ste eeuw, de relatie tussen technologie en dominantie, tussen primitivisme en moderniteit, en tussen taal en macht.


Technoprimitivisme, tussen taal en macht

Al vanaf de eerste pagina's komt er een atmosfeer van onrust en urgentie naar voren: de auteur schetst een wereld die al het punt van no return van de wereldwijde informatizering is gepasseerd, waarin controle niet meer wordt uitgeoefend door brute kracht (zoals Orwell ten onrechte had geloofd), maar door middel van taal, symbolisering en de cybernetische organisatie van percepties. De sociologische theorieën van Luhmann en de inzichten van Nietzsche over de christelijke moraal als instrument van onderdrukking komen helder naar voren in deze analyse, wat suggereert dat empathie en communicatie niet meer zijn dan mechanismen om onderwerping te bestendigen. Natuurlijk, de schrijfwijze van het boek wisselt tussen pure theorie en meer visionaire en fascinerende momenten. De beschrijving van de “dode steden”, bijvoorbeeld, roept een cyberpunk-esthetiek op die zowel doet denken aan Neuromancer van William Gibson als aan de reflecties van Jünger over de moderniteit als slagveld. De auteur beschrijft metropolen zoals Los Angeles, Tokio en Singapore niet als leefruimtes, maar als zielenloze ruimtes, ontworpen om elke vorm van authentieke aggregatie op te heffen en elke weerstand te absorberen. Deze steden, gedefinieerd als “stedelijke bunkers”, zijn ontworpen om elke revolutionaire opstand te voorkomen. Hier kunnen we ons verbinden met het vorige artikel waarin we pogenden om het concept van bezetting te herdefiniëren.


De steden als “niet-plaatsen”

Als de moderne stad een “niet-plaats” is in een geglobaliseerde wereld, dan moet de bezetting stoppen met enkel fysiek te zijn en moet ze een greep naar de macht worden over de perceptie en de infrastructuur zelf van de metropool. Dit betekent dat het niet voldoende is om een gebouw te bezetten; het moet herdefinieerd worden in zijn functie. Een bankgebouw kan een tempel van digitale weerstand worden, een winkelcentrum kan worden getransformeerd in een symbolische vrijhaven, een netwerk-infrastructuur kan het hart van een clandestiene gemeenschap worden. Is de stad gebouwd om betekenis op te heffen? De bezetting moet nieuwe mythen in de anonieme ruimtes brengen: muurschilderingen, interventies van radicale kunst, geheime aanpassingen aan de stedelijke architecturen. Het doel is om het narratief van de macht te destabiliseren. Als de stad inmiddels een uitbreiding van het digitale netwerk is, dan is het de controle over de informatietechnologie die gelijkstaat aan het innemen van de zenuwcentra van de macht. Onafhankelijke servers, autonome netwerken, offline zones waar de digitale macht niet kan binnentreden. Zoals we hebben gezien, waren de T.A.Z. van Hakim Bey gebaseerd op tijdelijk zijn: ruimte voor vrijheid openen en deze vervagen voordat repressie kan optreden. Maar in een hypergecontroleerde metropool loopt deze benadering het risico steriel en ineffectief te worden. Hier is er een andere strategie nodig: het is niet genoeg om een dag te bezetten; elke bezetting moet worden omgevormd tot een permanente positie over de werkelijkheid. In dit opzicht wordt de les van Schmitt over soevereiniteit nog actueler: wie beslist over de stedelijke staat van uitzondering, wie het gebruik van een ruimte omverwerpt, wie een nieuw narratief oplegt, oefent al macht uit. Het doel is niet langer alleen om territoria af te nemen, maar om het concept van dominantie zelf te herdefiniëren in het tijdperk van de stad-machine.


De alternatieve polis, tussen Locchi en Dune

Hier biedt de gedachte van de Romeinse filosoof Giorgio Locchi een verdere interpretatiesleutel. Als, zoals hij stelt, de westerse massa's hun erfgoed hebben verloochend en alleen kleine minderheden de herinnering aan een verloren orde bewaren, dan kan bezetting geen massaal optreden zijn, maar moet het voortkomen uit een bewuste en strategische minderheid. Locchi schrijft dat “een minderheid, misschien zelfs een kleine, altijd de massa kan aansteken”: in deze zin suggereert Technoprimitivisme ons dat bezetting allereerst een elitaire actie moet zijn, een avant-garde, een actie die niet zoekt naar onmiddellijke instemming maar naar de opbouw van een nieuw paradigma. Bezette ruimtes zijn daarmee niet alleen fysieke handelingen, maar ook een strategie die moet investeren in het symbolische, het infrastructurele, het technologische. Als het systeem metropolen bouwt om de gemeenschap te fragmenteren, moet de bezetting van de toekomst architectuur van weerstand worden: elk onttrokken ruimte moet een strategische knoop worden, een basis waarvandaan een nieuwe orde kan worden uitgebreid, een fragment van een toekomstige alternatieve polis. Om deze stap te begrijpen, kan het lezen (of bekijken) van Dune van Frank Herbert ons helpen: in dit sci-fi werk wordt de macht niet uitgeoefend door wie “officieel” regeert, maar door degenen die de diepere mechanismen van de werkelijkheid begrijpen – of het nu gaat om de religieuze manipulatie van de Bene Gesserit, de historische en ecologische visie van de Fremen, of de capaciteit van Paul Atreides om het lot te lezen en te buigen. Dit idee sluit perfect aan bij de gedachten die in Technoprimitivisme worden uitgesproken, waar de bezetting van het heden door een symbolische en infrastructurele guerrilla passeert, een strategie die niet mikt op onmiddellijke dominantie, maar op de opbouw van een alternatieve toekomst. Net zoals Paul de crisis gebruikt om de macht te grijpen door Arrakis te transformeren in het hart van een nieuwe orde, moet ook de hedendaagse bezetting de staat van uitzondering benutten om dominantie over de steden-machine en de infosfeer te herdefiniëren. Herbert waarschuwt echter ook voor het gevaar dat een minderheid, eenmaal aan de macht, overrompeld kan worden door haar eigen creatie – een risico dat ook technoprimitivisme erkent in de relatie tussen revolutie, technologie en nieuwe orde.


Voorbij de kritiek, een strategische gedachte

“Technoprimitivisme” is een tekst die niet onverschillig laat. Wie zoekt naar een eenvoudige kritiek op de postmoderne maatschappij zou het te radicaal en op sommige momenten esoterisch kunnen vinden, terwijl wie op zoek is naar een strategische gedachte voor het digitale tijdperk originele en stimulerende inzichten zal vinden. Het werk beweegt zich in balans tussen theorie en praktijk, tussen verleden en toekomst, tussen vernietiging en creatie en biedt een ongekende visie van wat het betekent om “revolutionair” te zijn in het tijdperk van de infosfeer. In deze zin beperkt het boek zich niet tot het voordragen van een analyse van de technologische samenleving, maar biedt het ook een mogelijke strategie voor degenen die moeten handelen in de steden-machine. Als de uitdaging van de toekomst zich afspeelt tussen strategische minderheid en hoofdzakelijke massa, tussen symbolische bezetting en algoritmische dominantie, dan stelt het technoprimitivisme zich voor als een wapen om de betekenis van soevereiniteit in de 21ste eeuw te herdefiniëren.

Sergio Filacchioni

Kommentare